Hoe en waar worden de rassen getest?
Alle fases van het rassenonderzoek - zowel voor toelating tot de nationale rassenlijst als voor de beschrijvende en aanbevelende rassenlijst per gewas - gebeuren volgens GEP (Goede Experimentele Praktijk) en GLP (Goede Laboratorium Praktijk).
Voorbereiding van de zaden en keuze van de proefvelden
De kwekers sturen niet ontsmet proefzaad naar de onderzoekscentra (ILVO-Plant en CRA-W). Volgens de gangbare praktijk wordt per gewas al het proefzaad per ras op dezelfde wijze met specifieke proefveldapparatuur ontsmet. Na ontsmetting wordt van elk ras het 1000-korrelgewicht en de kiemkracht volgens de ISTA (International Seed Testing Association) richtlijnen bepaald. Jaarlijks worden alle rassen op alle locaties uitgezaaid bij dezelfde zaaidichtheid. Deze is gebaseerd op het aantal gewenste kiemkrachtige zaden per m², en wordt berekend op basis van het kiemingspercentage en het 1000-korrelgewicht. Bij maïs wordt ook rekening gehouden met de resultaten van een koudetest. Dit is een test waarbij de zaden bij lage temperaturen (7 °C) in het labo te kiemen gelegd worden. Deze test geeft een betere voorspelling van de veldopkomst in vergelijking met de ISTA-test. Bij bieten en maïs wordt dikker gezaaid en daarna in een vroeg stadium gedund om eenzelfde plantdichtheid voor elk ras te bekomen.
De proeven worden aangelegd op praktijkbedrijven en bij onderzoekingscentra. Bij de keuze van het proefveld is de homogeniteit van het veld en de voorvrucht belangrijk. De proefvelden worden bemest op basis van een bodemanalyse, behoefte van het gewas en rekening houdend met de geldende bemestingsnormen. Ziektebestrijding wordt niet toegepast; plagen en onkruiden worden wel bestreden.
Verspreiding van de rassenproeven in België
In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de verspreiding van de rassenproeven per bodemtype en het aantal proefvelden over gans België.
Landbouwstreek | Kuilmaïs | Korrelmaïs | Voederbieten | Grassen | Rode en witte klaver | Bladkool en mergkool |
---|---|---|---|---|---|---|
Polders | - | 1 | - | - | - | 1 |
Zandstreek | 1 | - | 1 | 1 | 1 | - |
Kempen | 1 | 1 | - | 1 | 1 | 1 |
Zandleemstreek | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 1 |
Leemstreek | 1 | 2 | 1 | - | - | - |
Condroz | 1 | - | 1 | - | - | - |
Ardennen | - | - | - | - | - | - |
Totaal | 6 | 6 | 5 | 4 | 4 | 3 |
Tabel: Verspreiding van de rassenproeven met voedergewassen in België
Landbouwstreek | Gele mosterd en Bladrammenas | Rogge | Facelia | Zomerwikken | Winterwikken |
---|---|---|---|---|---|
Polders | - | - | - | - | - |
Zandstreek | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Kempen | 1 | 1 | 1 | 1 | - |
Zandleemstreek | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Leemstreek | - | - | - | - | - |
Condroz | - | - | - | - | |
Ardennen | - | - | - | ||
Totaal | 4 | 4 | 4 | 4 | 3 |
Tabel: Verspreiding van de rassenproeven met groenbedekkers in België
Waarnemingen en analyses
Tijdens het groeiseizoen en bij de oogst worden verschillende kenmerken, die belangrijk zijn voor de toelatingscriteria, beoordeeld. Deze toelatingscriteria zijn gebaseerd op de belangrijkste landbouwkundige kenmerken voor de praktijk. In onderstaande tabel worden deze kenmerken per gewas weergegeven.
Op iedere proeflocatie gebeuren de waarnemingen volgens hetzelfde voorgeschreven protocol. Zo wordt uniformiteit nagestreefd bij het beoordelen van alle visuele en te meten parameters. Bij verschillende gewassen worden kwaliteitsanalysen uitgevoerd in het chemisch labo van het ILVO-Plant.
Gewas | Kenmerken voor toelating tot de nationale rassenlijst | Aanvullende kenmerken voor beschrijvende en aanbevelende rassenlijst |
---|---|---|
Kuilmaïs | Vroegrijpheid, totale | Jeugdgroei, lengte van de plant, hoogte van |
Korrelmaïs en | Korrelopbrengst (15 % vocht), | Jeugdgroei, lengte van de plant, hoogte van |
Gras (algemeen) | Totale drogestofopbrengst, persistentie | Datum doorschieten, aarvorming vroegheid |
Witte en Rode | Opbrengst groene massa, | Wintervastheid, resistentie meeldauw, |
Voederbieten | Opbrengst aan drogestof van de | Snelheid bodembedekking , kleur |
Stoppelknollen | Totale drogestofopbrengst, vatbaarheid | Bladrijkheid |
Bladkool, | Drogestofopbrengst, verteerbaarheid, | Bodembedekking, legervastheid |
Bladrammenas | Drogestofopbrengst, laatheid van bloei, | Nematodenresistentie, legervastheid |
Facelia | Snelheid bodembedekking, | - |
Raaigrassen | Dezelfde kenmerken zoals bij gras | - |
Rogge | Mate bodembedekking voor en na de | - |
Zomerwikken | Drogestofopbrengst | Snelheid van bodembedekking, gezondheid |
Winterwikken | Mate bodembedekking voor en na de | - |
Tabel: Kenmerken bepalend voor de toelating, beschrijving en aanbeveling van voedergewassen en groenbedekkers
Verwerking van de resultaten en aantal beproevingsjaren
Alle gegevens van waarnemingen, metingen en analyses worden verzameld en statistisch verwerkt. Enkel proeven met een voldoende lage variatiecoëfficiënt worden behouden. Op basis van deze gegevens wordt een rapport per gewas opgesteld en voorgesteld aan de desbetreffende werkgroep en de Technisch Interregionale Werkgroep (lees meer over de aanmeldingsprocedure). In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het aantal proefjaren per gewas, nodig voor de toelating op de nationale catalogus.
De beste rassen kunnen op de Belgische rassenlijst opgenomen worden na twee jaar. De meeste worden drie jaar beproefd. Rassen die na twee jaar opgenomen worden, blijven nog minstens één jaar in collectie.
Soort | Gewas | Aantal proefjaren voor toelating |
---|---|---|
Voedergewassen | Kuilmaïs | 2 (3) |
Voedergewassen | Korrelmaïs | 2 (3) |
Voedergewassen | Doorlevende grassoorten | 4 |
Voedergewassen | Tijdelijk grasland | 2 (3) |
Voedergewassen | Klavers (rood, wit) | 3 |
Voedergewassen | Voederbieten | 2 (3) |
Voedergewassen | Blad en mergkool | 2 (3) |
Groenbedekkers | Gele mosterd | 2 (3) |
Groenbedekkers | Bladrammenas | 2 (3) |
Groenbedekkers | Facelia | 2 (3) |
Groenbedekkers | Wikken | 2 (3) |
Groenbedekkers | Rogge | 2 |
Tabel: Aantal proefjaren voor toelating tot de Belgische Rassenlijst