Voor registratie: aanmelding en procedure
Aanmelding nieuw ras
Voor een bedrijf een nieuw ras van landbouwgewassen kan commercialiseren binnen Europa dient het geregistreerd te zijn op de rassenlijst van één van de lidstaten. Een kweker of mandataris kan een nieuw ras aanmelden bij het Vlaamse of Waalse Gewest en dit bij volgende diensten:
Voor het Vlaamse Gewest | Voor het Waalse Gewest |
---|---|
Departement Landbouw en Visserij Ellipsgebouw - Koning Albert II-Laan 35, bus 40 - | SERVICE PUBLIC DE WALLONIE, DGA - Ressources naturelles et Environnement |
Procedure na aanmelding
Na aanmelding is België - net als alle andere EU-landen - verplicht om het ras volgens Europese richtlijnen te onderzoeken op zijn nieuwigheid (zogenaamd onderzoek naar Onderscheidbaarheid, Homogeniteit en Bestendigheid of OHB-onderzoek) en zijn Cultuur- en Gebruikswaarde (CGW-onderzoek). De kweker betaalt hiervoor een jaarlijkse vergoeding.
De Cultuur- en Gebruikswaardeproeven (CGW) worden op nationaal niveau georganiseerd. Wanneer de aanmelding in één van de Gewesten aanvaard wordt, sturen de kwekers het teeltmateriaal naar de onderzoekscentra: in Vlaanderen naar ILVO (eenheid Plant) en in Wallonië naar CRA-Gembloux (Département Production et Filières). Deze onderzoeksinstellingen staan samen in voor een interregionaal beproevingsnetwerk, dus over de gewesten heen.
Nieuwe rassen worden vergeleken met standaardrassen gedurende een proevencyclus van minstens twee jaar. Standaardrassen worden gekozen uit de huidige ingeschreven rassen van de rassencatalogus; met name deze met de beste landbouwkundige kenmerken. Na elk observatiejaar wordt een rapport opgesteld met alle gegevens en resultaten. Deze worden in een Technische Interregionale Werkgroep Rassencatalogus besproken.
Er zijn vier Technische Interregionale Werkgroepen:
- Industriële gewassen (suikerbieten, cichorei, vezelvlas, aardappelen);
- Kuilmaïs, voederbieten, groenbedekkers en kruisbloemige voedergewassen (bladkool);
- Grassen en vlinderbloemigen (klavers, wikken);
- Granen (inbegrepen winterkoolzaad, voedererwten, veldbonen en korrelmaïs).
Elke werkgroep wordt voorgezeten door een universiteitsprofessor en is samengesteld uit vertegenwoordigers van het Vlaamse en Waalse Gewest, de onderzoeksinstellingen die het onderzoek uitvoeren, kwekers en hun mandatarissen, vertegenwoordigers van de landbouwers en de verwerkende industrie. De werkgroepen leggen hun bevindingen voor aan de Technisch Interregionale Werkgroep. Deze brengt advies uit naar de bevoegde Minister van het Gewest waarin het ras is aangemeld. Op basis van dit advies wordt het ras in één van de Gewesten ingeschreven. De ingeschreven rassen in de twee Gewesten vormen de basis voor het opstellen van de Belgische Rassencatalogus.
Een ras wordt ingeschreven op de Belgische rassencatalogus voor een periode van 10 jaar. Verlenging van 5 jaar kan bekomen worden mits bewezen wordt dat het ras een zekere verspreiding kent in België en voor het geheel of één van zijn landbouwkundige kenmerken nog steeds waardevol is voor de landbouw.
Nationale toelating betekent dat vanaf dat ogenblik het ras mag vermeerderd (zaadproductie) en verkocht worden. Wanneer het ras toegelaten is in één land van de Europese Unie wordt het na enkele maanden ingeschreven op de Europese Rassenlijst en mag het overal in Europa verkocht worden.