Kruisbloemige groenvoeders
Kruisbloemige groenvoeders (stoppelknollen, bladkool en mergkool) vormen een waardevol alternatief in de ruwvoederproductie vooral in jaren met abnormale weersomstandigheden. Deze gewassen laten toe om op een economische wijze een maximale kwaliteitsruwvoederproductie te bekomen. Tevens kunnen ze een aanvulling zijn van het weiderantsoen en de weideperiode verlengen.
Stoppelknollen
Stoppelknollen worden hoofdzakelijk op zandgrond geteeld. Ze worden voornamelijk vers op stal vervoederd. Het beste zaaitijdstip is einde juli en de eerste helft augustus. Bij de rassenkeuze genieten rassen met een hoge DS-opbrengst, een laag tarragehalte, een goede vorstresistentie (vers vervoederen over een lange periode), een goede bladrijkheid en lang groen blijven van het loof (mechanische rooibaarheid) de voorkeur. Knolvoet (Plasmodiophora brassicae) kan ernstige schade veroorzaken, maar deze ziekte komt niet veel meer voor.
Belangrijkste kenmerken van rassen van stoppelknollen1
Ras | Jaar van opname | Totale DS- opbrengst2 | DS- opbrengst vh loof2 | DS- opbrengst vd knollen2 | Bladrijkheid (1-9)3 | Tarra (%) | Groenblijven vh loof bij de oogst (1-9)3 | Groenblijven vh loof tijdens de winter (1-9)3 | Vorst resistentie knollen (1-9)3 | Graad van knolvoet aantasting (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
DURMELANDER | 1991 | 104 | 107 | 98 | 8,7 | 3,7 | 8,1 | 8,3 | 7,5 | 64 |
LEIELANDER RvP | 1961 | 97 | 93 | 102 | 7,9 | 4,6 | 6,8 | 6,9 | 3,8 | 56 |
100 = ... ton/ha | - | 6,4 | 3,9 | 2,6 | - | - | - | - | - | - |
1 Overname van de volledige tabel uit de Belgische aanbevelende rassenlijst mits bronvermelding is toegestaan, namaak is verboden
2 100 = gemiddelde van alle rassen van stoppelknollen op de Belgische Rassenlijst
3 Hoe hoger het cijfer, hoe beter
Bladkool en mergkool
Bladkolen brengen in het algemeen minder op dan stoppelknollen maar laten meer stoppelresten in de grond achter. Zoals bij stoppelknollen wordt aanbevolen om bladkool einde juli tot de eerste helft van augustus te zaaien. Mergkool brengt bij zaai tijdens de tweede helft van juli meer op dan bladkool en stoppelknol. Bij vroege zaai kunnen sommige rassen tamelijk grove stengels vormen. Verontreiniging met grond, zoals kan voorkomen bij de oogst onder natte omstandigheden, is nadelig voor de voederopname. Bij de rassenkeuze zijn naast de DS-opbrengst, de verteerbaarheid (kwaliteitsruwvoeder), een goede legervastheid (weinig oogstverlies en verontreiniging met grond bij het hakselen) en een goede wintervastheid (vers vervoederen over een lange periode) van belang.
Belangrijkste kenmerken van rassen van bladkool en mergkool1
Ras | Jaar van opname | DS-opbrengst2 | Verteerbaarheid (%) | Jeugdgroei (1-9)3 | Wintervastheid (1-9)3 |
---|---|---|---|---|---|
DINO | 1997 | 96,5 | 78,8 | 7,9 | 7,4 |
WILMA | 2001 | 96,4 | 79,9 | 7,2 | 7,5 |
NAPOLEON | 2005 | 107,1 | 80,5 | 8,8 | 7,7 |
100 =...ton/ha | - | 4,25 | - | - | - |
1 Overname van de volledige tabel uit de Belgische aanbevelende rassenlijst mits bronvermelding is toegestaan, namaak is verboden
2 100 = gemiddelde van alle rassen van stoppelknollen op de Belgische Rassenlijst
3 Hoe hoger het cijfer, hoe beter